Decanaat

Het decanaat

 Visie

Zoals in het schoolplan staat, is het doel van het voortgezet onderwijs dat leerlingen de school verlaten met een basis aan kennis en vaardigheden die hen in staat stelt hun talenten optimaal te gebruiken en sturing te geven aan hun loopbaan. De leerlingen leren niet alleen voor school, maar voor het leven. Zowel in het onderwijs als in het werkend leven wordt van mensen verwacht dat zij steeds opnieuw loopbaanbeslissingen nemen. Om te leren de verantwoordelijkheid te nemen voor deze keuzes en zelf sturing te geven aan hun loopbaan is het ontwikkelen van loopbaancompetenties een belangrijk onderdeel van het curriculum in het voortgezet onderwijs.

Loopbaancompetenties zijn:

  • inzicht hebben in kwaliteiten en talenten binnen leren en werk,
  • onderzoeken van eigen wensen en waarden die van belang zijn binnen leren en werken,
  • onderzoeken van mogelijkheden en uitdagingen in studie en werk,
  • loopbaansturing: het nemen van initiatief en actie om eigen ambities te realiseren,
  • communiceren met alle partijen die van belang zijn bij het maken van loopbaankeuzes.

Vanaf klas een tot en met klas zes is er een LOB-programma waarin deze competenties ontwikkeld worden. De actoren in dit proces zijn:  leerlingen, ouders, mentoren, vakdocenten, de decaan en de schoolleiding.

 Rol van de actoren

Voor alle lagen geldt dat de decaan, in samenwerking met de schoolleiding, een visie ontwikkelt en een programma samenstelt. Zij stuurt mentoren aan en stimuleert en bewaakt de belangen van LOB binnen de school in contacten met directie en collega docenten en ouders. Zij zorgt ervoor dat de mentoren beschikken over de informatie en de middelen die nodig zijn om de leerlingen in hun keuzeproces goed te begeleiden. Zij regelt de noodzakelijke scholing. Samen met de teamleiders, mentoren en vakdocenten verzorgt en organiseert zij de voorlichtingsavonden en andere voorlichtingsactiviteiten voor leerlingen en ouders. Ook voert zij regelmatig overleg met de decanen van andere scholen. Verder onderhoudt zij contacten met het vervolgonderwijs en met beroepsbeoefenaren. De decaan geeft individuele begeleiding aan elke leerling die dat nodig heeft.

De leerling ontwikkelt de genoemde loopbaancompetenties.

De ouders zijn op de hoogte van het programma en zijn betrokken bij de ontwikkeling van hun kind. Dat houdt o.a. in dat zij informatieavonden bezoeken, op de hoogte zijn van de inhoud van het programma van de tweede fase, van de studiemogelijkheden en van de specifieke regelingen binnen het Sint-Maartenscollege. Zij praten met hun kind over de uitslagen van vragenlijsten en testen en over de voortgang in het keuzeproces en  onderhouden hierover contacten met de mentor, vakdocenten en indien nodig met de decaan.

De mentor is de spil in het keuzeproces. Hij voert het programma uit. Hij zorgt ervoor dat de leerling leert zichzelf verantwoordelijk te voelen voor zijn keuzes en voor zijn toekomst. Daartoe stimuleert hij de leerling te praten over zijn loopbaankeuzes met de mensen in zijn omgeving, medeleerlingen, vakleerkrachten, beroepsbeoefenaren, voorlichters van opleidingen en studenten. Hij ziet erop toe dat de leerling kritisch naar zichzelf kijkt en voldoende activiteiten onderneemt om verantwoorde keuzes te kunnen maken en hij informeert ouders hierover. De mentor heeft regelmatig overleg met de decaan en indien nodig ook met vakdocenten. Hij kan de leerling ook verwijzen naar de decaan.

De vakdocent zorgt ervoor dat de leerling inzicht krijgt in de maatschappelijke relevantie van zijn vak. In laag drie en in de bovenbouw geeft de vakdocent uitleg over de inhoud van zijn vak in de tweede fase. Hij is in staat aan te geven of de capaciteiten van een leerling toereikend zijn voor zijn vak in de tweede fase. Dit bespreekt hij zo nodig met de leerling en zijn ouders.

 

Namens het decanaat:

Decaan Mavo

meneer M. Brussen m.brussen@stichtinglvo.nl

Decaan Havo

meneer J. Hecker  j.hecker@stichtinglvo.nl

Decaan Vwo

mevrouw M. Lommers m.lommers@stichtinglvo.nl